Port-au-prince bereikt!

29 maart 2010 - Port-au-Prince, Haïti

23-03-2010

Ten zuiden van het schiereiland van Haïti wilden we naar het noord-westen varen om zo met de wind, zonder te kruisen, naar Port au Prince koers te zetten maar het liep anders. Het varen naar het noord-westen verliep voorspoedig maar op de weg terug moesten we verschillende keren kruisen zodat wij na 24uur weliswaar 100mijl hadden afgelegd maar op de kaart een winst hebben geboekt van 3mijl.

In de ochtend werd ik om 06.00 wakker toen het nog pikdonker was en ging maar met iemand van de wacht op de uitkijk staan. We zagen enkele lichten in de verte die niet naderbij kwamen, maar aan stuurboord (=rechts) op circa 20graden van onze koers zag ik in het donker een schim van een zeilboot, die zonder lichten voer en sloeg alarm. Op 10m afstand merkte de schipper ons pas op, die zijn bril thuis had laten liggen en met een forse zwaai naar bakboord (=links) van zijn zeilboot passeerde hij ons in tegengestelde richting aan onze stuurboordzijde. We hadden nota bene onze lichten alle aan, maar de arme visser dacht natuurlijk dat wij ons veel verder bevonden, omdat hij nog geen motorgeluid hoorde. Met luid uitgebrachte woorden probeerde de opgewonden man ons iets uit te leggen en omdat niemand aan boord de taal van Haïti beheerste zou het best een paar pittige vloeken geweest kunnen zijn. Door steeds maar bonjour te roepen – volgens de reisgids kan men in Haïti met Frans terecht – probeerden wij hem te kalmeren en 1x hoorden we inderdaad ook hem het woordje bonjour antwoorden. Tot zover over deze geschrokken visser.

Tegen de ochtend 23-03-2010 bereikten we dus niet ver van ons vertrekpunt van de vorige dag en zagen talloze vissersboten, die met hun veelkleurige zeilen ons omringden. Mijn voorstel om bij hen wat vis te kopen werd niet opgevolgd. Regelmatig passeerden we samengebonden lege plastic flessen in verschillende kleuren die hun netten moesten markeren. Toevallig hadden we de sleep- generator binnengehaald, zodat we geen schade aan hun netten konden brengen. Hun netten zelf binnenhalen kwam geen moment in ons op. De hoge bergen van Haïti reikten tot aan de kust en met de oranje en rood kleurige opkomende zon die tussen de wolken scheen was het een mooi plaatje. Eerst richting Cuba en na overstag gaan draaide de wind naar NNO en daarmee konden we oostelijk varen richting Porto au Prince nog 100 mijl te gaan bij wisseling van de wacht. Tegen de avond kregen we plotseling te maken met een harde NNO wind, die ons in 4uur tijd 32mijl dichterbij bracht.

Bij het ochtendgloren op 24 maart kwam de wind weer uit het oosten en verloor de wind aan kracht, zodat wij 4x overstag moesten, wat een hele organisatie was en veel zweetdruppels hadden gekost. Volgens de kapitein was het nodig om op zoek te gaan naar de juiste winden. Tegen 14.00 kwam het schip helemaal tot stilstand en de kapitein besloot een “zwempauze”in te lassen tot grote vreugde van de bemanning. De ontblote lichamen stemden de windgoden kennelijk gunstig die de wind naar het westen liet draaien en wij weer voor de wind naar ons einddoel zal brengen. Op dit ogenblik 17.00 plaatselijke tijd bevind ik me onder de zonnetent op het middendek. Naast mij lag in de hangmat de eerste stuurman, die nog lag uit te rusten van zijn afgelopen wacht. Zelf mocht ik van 1 glaasje dubbeldrank genieten op ongeveer hemelsbreed 30mijl van ons doel. De in de zon staande thermometer gaf 37graden Celsius aan, maar door de wind merkte je dit niet onder de zonnetent.

Aan bakboord zag ik het bergachtige eiland Isle Gonave met enkele zeilbootjes, die veel sneller dan wij gaan, omdat zij dichter bij het eiland voeren. Van deze afstand moeten hier kapgrage mensen wonen te oordelen naar de vele kale plekken op de bergen. Met de verrekijker is een lange roodwitte mast van een radiozender, wat huizen en een kerk te zien. Aan stuurboord is heel wazig de bergen van het eerder genoemde schiereiland te zien ook voor anderen, die geen bril nodig hebben. De mobiele telefoonbezitters op de boot waren weer druk aan het bellen.

Hoewel de zee hier diep genoeg is, op sommige plaatsen wel bijna 3000m diep, zagen we geen zeedieren. Wel dreven er plastic flessen tientallen meters van elkaar, houtafval en geeloranje algen in het water.

Later op de dag 23-03-2010 werd de wind weer gunstig en maakten we 32 mijl in 4uren tijd. Hoog aan de wind zeilen tegen de grote golven met de wind schuinvoor binnenkomend was het voor de landrotten een zware opgave om zich lopend over het schip te bewegen. Maar we gingen wel naar de baai van Port au Prince en dat was wel ons doel. Preventief liggend op het voordek uit het zicht van de anderen werd ik ruw wakker gemaakt door een overkomende golf. Gelukkig was het water lauw.

Op 24 maart was het weer voor de landrotten weer om te genieten, maar we kwamen wel niet zo snel vooruit. In de nacht gingen we de kooi in en sommigen zochten een slaapplek op het dek in de verwachting dat we tegen de avond van 25 maart wel de haven van Port au Prince zouden bereiken, maar groot was de verrassing, dat we in de vroege ochtend al de haven konden zien, maar door de ongunstige wind moesten we vele slagen maken waardoor het leek alsof we geen meter winst maakten. Later op de dag was het bijna windstil en moesten we tussen de vele lokale houten vissersbootjes laveren om een ankerplekje te zoeken tussen de vele oorlogsschepen, die hier lagen. Als vliegen op een pot honing aangetrokken kwamen een paar roeiers met hun ranke houten bootjes al van verre in onze richting. Ze bleken plaatselijke kunst te verkopen: houten potjes en houten religieus getinte beeldjes. Toen er niets gekocht werd, begonnen ze maar te vragen om water, die gul werd weggegeven; een enkeling vroeg veeleisend om melk en weigerde water aan te nemen. Omdat de rokers door hun tabak waren, beloofden enkelen terug te keren met tabak. De afstand voor een retourtje was hun waarschijnlijk te groot gebleken, want we zagen hen niet meer terug. Wel kwamen er twee jongens van 12 en 14jaar aanroeien met sigaretten en beeldjes die eerst hun sigaretten tegen woekerprijzen aan de verslaafden verkochten en hun verhaal deden. Zij hadden de zaak (=roeiboot met beeldjes en ander houtwerk) van hun vader overgenomen omdat zij nu wees waren. Ze kregen hierop van enkele geëmotioneerd geraakte zeebonken van alles en nog wat en mochten met ons mee eten op voorwaarde dat zij dat in hun eigen bootje deden. Na hun borden en vorken te hebben teruggegeven en nog om enkele touwen gevraagd te hebben, die niet kon worden geweigerd aanvaarden zij de thuisreis.

Intussen wachtten we op de boot, die de vooruit betaalde agent om 20.00 uur zouden sturen. Toen er om 22.00 uur nog niets verschenen was, rees het vermoeden, dat de agent ons vergeten was. Nadat bijna iedereen het bed had opzocht, werden we tegen 23uur wakker van een lawaaimakende loodsboot, die langzaam onze kant opging en kennelijk naar ons werd gestuurd. Tegen middernacht konden we voor een Braziliaans oorlogsschip aanmeren.

Inmiddels zijn de goederen in handen van de agent die gaat regelen, dat deze bij de desbetreffende instanties terecht zullen komen. Zaterdag heeft de agent ons uitgenodigd om de stad te bezichtigen. We zijn door een wijkje gereden met links en rechts ingevallen huizen en werden even afgezet in een vissershaven, waar we de houten vissersboten en zeilende vrachtbootjes konden bewonderen. Deze leken in 1800 gemaakt te zijn, als je alleen zou kijken naar de staat waarin ze nu verkeren. Ze vervoerden hout en volgens mij cassave, die echter hier zo groot als een voetbal waren. De meesten konden enkele woorden Frans spreken of Engels, dat de havenmeester echter goed beheerste. Het kwam er eigenlijk op neer, dat zij ons zo’n beetje kwalijk namen, dat wij de goederen niet aan het vissersdorp hadden gegeven. Tijdens het gesprek kwam een kleine vrouw gewoon tussen ons instaan en toonde haar etterige ogen, waar zij last van had. Uitvoerig heb ik haar uitgelegd, dat zij bij artsen zonder grenzen gratis behandeld kon worden, wat zij niet kon geloven. Dit omdat zij niet verzekerd was en er hier talloze privé klinieken zijn.

Ondertussen was de rest van onze groep, die met 2 over de slechte straten hotsende auto’s werden vervoerd met chauffeurs die een wedstrijdje leken te houden, wie het snelst bij het vissersdorpje konden komen uitgenodigd om het vrachtscheepje van binnen te bekijken. De zeilliefhebbers onder ons kregen een aandoenlijke glans in de ogen toen zij over de wankele loopplank naar het binnenste van de boot liepen. In een flits ging er door mij heen dat zij mogelijk zonder kleren naar buiten zouden komen of binnen zouden blijven. Gelukkig waren ze niet bloeddorstig gestemd, omdat zij een folder van het zeilschip Tres Hombres in handen gedrukt kregen en zich collega’s voelden. Deze scheepjes vervoerden langs de kust hun waren waar de zee dus zeer diep was – soms wel 3000 m diep in tegenstelling tot de Noordzee, die gemiddeld 60m diep is – en hadden geen marifoon of ander navigatieapparatuur aan boord. Ik vermoed, dat zij hun kokosnoot met gaten, waarmee zij de stand van hun sterren konden bepalen om veilig thuis te kunnen komen, op een geheime plek in de boot hadden verstopt. Ook op de terugweg was ik verbaasd dat op de drukbezette weggetjes geen doden waren gevallen door onze racende chauffeurs. Langs de kant van de weg ook veel verkopers van alles en nog wat. Verder opvallend veel houten huisjes, ik zou het eerder een vergrote kist willen noemen, met de het opschrift lotto en een einde verder dezelfde constructie met bank erop. Het water liep in onze monden toen we de vette varkens op de puinhopen zagen grazen(?).

’s Middags werden we uitgenodigd door een coördinator van vrachtschepen, die voedsel transporteerde voor een voedselafdeling van de verenigde naties, die ons door de stad wilde rijden in een door hem gehuurde wagen. Tussendoor trakteerde hij ons op een maaltijd in een groot hotel, met veel draaiende ventilatoren. Het dak bestond uit twee delen met een open ruimte ertussen waar de warme lucht naar buiten werd geblazen. Als je zou willen dan kon je na of voor het eten in het aangrenzende zwembad terecht, maar ik had al genoeg water gezien. De jonge ober was waarschijnlijk een stagière of had gewoonweg zijn dag niet, want hij kon niet tot 3 tellen of er was iets met zijn geheugen. Het kon ook zijn, dat hij wat verward geworden was door ons uiterlijk. We hadden op zijn minst de laatste 3 dagen geen zeewater als badwater kunnen gebruiken, omdat rond onze boot allerlei afval dreef. Dus de nonolet hoefden we niet gebruiken omdat het dan niet opviel als je wat afgewerkt voedsel er ook tussenin dreef. Of de in de buurt vissende vissers daar anders over denken weet ik niet. Volgens onze bootgenoten stinken we niet. Je kon het hotel alleen bereiken door een grote stalen deur, die toegang verschafte tot een boomrijke binnenplaats. Het was een groot contrast met de grote armoedige huizen die nog overeind waren gebleven. Nog steeds waren zij puin aan het ruimen en volgens onze gastheer, werden er nog steeds lijken gevonden. Het ijzer van het beton werd legaal of illegaal verwijderd en verkocht en naar elders ingescheept. In de stad waren er verschillende tentenkampen, waar de tenten zeer dicht op elkaar stonden. Onze gastheer reed alsof we ergens te laat dreigden te komen en negeerde bijna alle rode stoplichten, want er was geen politie. Nooit werden onze paspoorten opgevraagd, die overigens veilig in de kluis van de boot waren opgeborgen. Het gedeeltelijk ingestorte paleis van de president, het daarnaast gelegen volledig verwoeste ministerie van financiën, de kapotte gevangenis hebben we ook gezien en de kathedraal, waar alleen de wanden nog overeind stonden werden ons getoond. In de straten hingen de kapotte elektriciteitsdraden en ’s avonds brandden er verschillende grote verrijdbare lampenhouders die alle in een andere richting schenen. Ook brachten we een bezoek aan de wijk van de kunstenaars, die hun waren langs de straat probeerden te slijten. Van blik uitgesneden fel gekleurde autootjes, houten bewerkte doosjes en kunstwerken die al op de bootjes te zien waren geweest. Lyrisch probeerde onze gastheer ons duidelijk te maken, dat het kopen ervan een goede investering was. In mijn ogen konden de kunstwerken ook door een middelbare scholier gemaakt worden, maar over smaak valt nou eenmaal niet te twisten.

 

Fruit kopen was een kwestie van bieden en af en toe wegspringen voor een aanstormende auto. Op de stoep van de supermarkten, waar je ook buitenlands geld kon inwisselen – de koers van het geld wisselde per dag maar volgens mij was dat per uur -, zag je bewakers met een geweer lopen. Onze bootsman werd tegen gehouden toen hij met de zwarte plastic flessen naar binnen wilde gaan. Deze moesten namelijk eerst in de buiten staande houten kluizen werden gedaan. Bepakt en bezakt kwamen we tegen de avond weer bij het schip, waar we de gulle gastheer koffie aanboden, die echter om organisatorische redenen niet kon worden gezet.

Het plan is nu om naar Santo Domingo te varen als we tenminste de haven uit kunnen varen met gunstige wind. --> 30/3 gewijzigd in: Het plan is nu om naar Santo Domingo via Jacmel, zo’n 300 mijl verderop, te varen als we tenminste de haven uit kunnen varen met gunstige wind. Op de valreep had Unicef nog vervoer nodig, omdat de weg ernaartoe voor vrachtvervoer niet mogelijk was. De verwachting is dan wel, dat wij met tegenwind te maken hebben, waardoor de terugreis langer zal duren. Vlak voor ons vertrek op 29 maart had een vertegenwoordiger van de kerk nog de piano opgehaald.

Mijn ontmoetingen met verschillende mensen hebben jullie nog van mij te goed. Tot een volgende keer.

Opstapper Rudy.

 

2 Reacties

  1. Ruud Sindorf:
    29 maart 2010
    Gelukkig ben je veilig aangekomen in Haitie.
    Even een glimp oppakken van de situatie aldaar en dan
    veilig per vliegtuig terug naar Nederland.
    Ik wensje het allerbeste toe.
  2. Pim Hopman:
    30 maart 2010
    Goed verhaal, zeg. De armoede en ellende van de mensen daar druipt er vanaf. Is toch een levendige ervaring om dat met eigen ogen te zien.
    Groeten uit de Beemster van Pim.